Bengaalse Oehoe
De gezichtsschijf van de Bengaalse Oehoe is grijsbruin, met een prominente zwartachtige rand. De wenkbrauwen beginnen witachtig in het midden van het gezicht en veranderen in een zwartachtige lijn op een punt net boven het midden van elk oog, en gaan verder tot de
donkere oorbosjes. Het voorhoofd van de Bengaalse Oehoe is grijsbruin, met kleine zwartachtige vlekjes, die naar de kruin toe in aantal toenemen, waardoor het een donker aanzien krijgt.
Hun ogen zijn oranjegeel tot oranjerood, en de snavel groenachtig hoorn tot leisteenzwart. De kin en keel zijn wit. De bovenkant is geelbruin, gevlekt en zwartachtig bruin gestreept.
Er is vaak een witachtige balk over de schouder. Vleugel- en staartveren zijn geelbruin, gestreept met zwartachtig bruin. De onderste delen van de vogel zijn grijsbruin en worden witachtig naar het midden toe. De bovenborst heeft kleine, donkere strepen, terwijl de rest van de buik fijne strepen en vage dwarsbalken heeft, die naar de buik zwakker worden.
Poten en klauwen zijn bevederd, de buitenste gewrichten van de tenen zijn kaal en hebben een groenachtig leisteen kleur. De klauwen zijn donker zwart.
In vergelijking met de Oehoe (Bubo bubo) is hij aanzienlijk kleiner.
De lengte, is 50-57 cm
Spanwijdte is circa 150 cm Gewicht is circa 1100 gram.
Leefwijze en Voedsel:
Ze jagen meestal vanaf een baars (uitkijkpunt), maar zullen ook lage foeragerende vluchten maken om op prooien
te duiken. Ze jagen voornamelijk op ratten en muizen, maar nemen ook vogels mee tot de grootte
van een pauw. Ze eten ook reptielen, kikkers, krabben en grote insecten.