Laplanduil
De Laplanduil is bijna even zo groot als de Oehoe, maar zijn gewicht is maar de helft van de Oehoe. De Laplanduil is gemiddeld 59 tot 85 cm lang.
Gewicht van het mannetje en vrouwtje is ongeveer 850 tot 1150 gram.
Spanwijdte is ongeveer 134 tot 158 cm.
De omvang van deze vogel bestaat voornamelijk uit veren, die hem beschermen tegen de Noordelijke kou. De buik is licht van kleur met donkere strepen. De bovenste delen zijn grijs met bleke strepen. Deze uil heeft verder geen oorpluimen en heeft de grootste gezichtssluier van alle roofvogels.
Onder de snavel van de vogel bevindt zich een witte kraag of "vlinderdas".
De lange staart loopt taps toe naar een afgerond uiteinde.
Volwassen laplanduilen zijn te herkennen aan hun grote ronde kop met het grijze gezicht, dus de sluier, en de doordringende, gele ogen die omgeven zijn door donkere kringen.
Hij leeft vooral in dichte naaldwouden van taiga en gebergte, die veel open plekken, moerassen en
kaal slagen hebben.
Verder staat deze uil staat erom bekend dat hij heel vaardig is in het lokaliseren van kleine knaagdieren, zelfs onder een dikke laag sneeuw.
Met de kop scant hij het besneeuwde landschap en is hij in staat de kleinste bewegingen onder de sneeuw waar te nemen. Ze jagen meestal in de schemering, maar ook wel in de nacht en overdag.
Ze gaan vaak op een lage verhoging zitten waar ze goed uitzicht hebben.
De prooi wordt zowel akoestisch als optisch opgespoord.
Over het algemeen zijn ze ook trouw aan hun territorium maar met slechte Woelmuisjaren trekken ze naar het zuiden.
Het voedsel bestaat uit overwegend Woelmuizen, Lemmingen of Eekhoorns, af en toe ook jonge Sneeuwhazen of vogels tot de grootte van de Sneeuwhoenders.